recentie
Friesdagblad door Rients Kooistra
Kunst als spel van taal en teken
Intrigerende woordkunst van Frans Cadée in De Lawei in Drachten
Wie deze maand een voorstelling bezoekt in schouwburg De Lawei in Drachten kan het nog druk krijgen. In de foyer hangen drie grote werken van kunstenaar Frans Cadée uit Kollum. Moeilijk over het hoofd te zien én intrigerend tot ver voorbij de voorstelling. Door Rients Kooistra.
Het zal niet vaak gebeuren dat een kunstrecensent de kans loopt, flarden van een door hem geschreven verhaal terug te vinden in een kunstwerk dat hij bespreekt. Dit nu behoort wel tot de reële mogelijkheden tijdens het bekijken van de drie werken Zonder titel uit 2007/08 van Frans Cadée. Deze kunstenaar, die in 1988 afstudeerde aan de kunstacademie, houdt namelijk van de structuur van krantenpapier. Met zorgvuldig in kleine stukjes gescheurde kleine snippers, heeft hij in zijn drie werken fantasiefiguren gecomponeerd die een kruising vormen tussen mens en vogel. Benen, tenen, kuitspieren en heupen duiden onmiskenbaar op de menselijke gestalte, terwijl aan de vogel de vleugels en snavels zijn ontleend. Deze staande of liggende fantasiefiguren maken een dynamische, beweeglijke,
bijna uitbundige indruk. De achtergrond waartegen ze zijn afgebeeld, bestaat steeds uit een donker geschilderde benedenhelft en een lichter bovengedeelte. Zonder al te veel moeite, kunnen we in deze twee delen hemel en aarde herkennen. Temeer omdat in het bovengedeelte maan en sterren te zien zijn. Verder is in het donkere gedeelte van een van de drie werken een meanderende vorm afgebeeld die - met de woonplaats van de kunstenaar in het achterhoofd - zo verbonden kan worden met het stroomgedrag van de Lauwers in Kollum. Deze link met de Lauwers is de eerste van een lange reeks associaties en bespiegelingen waartoe deze prachtige werken uitnodigen. Waarmee meteen een kenmerkende kwaliteit van een goed kunstwerk is aangegeven. Immers, een kunstwerk dat ertoe doet, bezit meerdere betekenislagen. Het laat niet alleen zien wat we zien maar vertelt verder en dieper. Ik wil mij blijven vertellen is niet voor niets de titel van deze expositie. De kunstenaar vertelt
ook geen afgerond verhaal waar niets meer aan toe te voegen is. De wijze waarop Cadée zichzelf aan ons vertelt, geeft juist veel ruimte aan de toeschouwer om zichzelf aan de hand van wat hij of zij ziet, verhalen te vertellen. Beetje maf Op de eerste plaats is er natuurlijk het ‘verhaal’ zoals dat direct op ons netvlies verschijnt. Levende figuren die bij het schijnsel van de nacht uit hun bol lijken te gaan. Maar de mens- /vogelfiguren hebben een vreemde verschijningsvorm: ze zijn opgebouwd uit taal uit de krant uit onze officiële buitenwereld. Maar waar zijn hun mensenarmen? Geketend in een dwangbuis van taal? De figuren hebben zowel herkenbare als vervreemdende elementen in zich. Ze zijn een beetje maf, maar ergens ook wel weer om te knuffelen. Ze trekken aan, maar stoten ook af. Die spanning intrigeert. In de verte doen ze denken aan prehistorische grottekeningen, maar ze kunnen ook geassocieerd worden met tekeningen en schilderijen uit het surrealisme. Niet zo gek want deze kunststroming uit de eerste helft van de vorige eeuw had veel aandacht voor droom- en fantasievormen zoals die uit het onderbewustzijn omhoog kunnen borrelen. Het werk van Cadée roept ook associaties
op met schilderijen en tekeningen uit de Prinzhorn-collectie van kunsthistoricus en psychiater Hans Prinzhorn. Hij bracht in de jaren twintig van de vorige eeuw een indrukwekkende verzameling bijeen van beeldend werk, gemaakt door psychiatrische patiënten. Prinzhorn had daarbij aandacht voor het therapeutische aspect, maar zeker ook voor de esthetische, authentieke waarde van deze uitingen. Dat een kunstenaar zelf geen psychiatrische patiënt hoeft te zijn om fantasiefiguren op te kunnen wekken, bewezen inmiddels kunstenaars als Jeroen Bosch, Pieter Brueghel, Max Ernst en - nu in De Lawei - Frans Cadée.
Bespiegelingen Een andere associatie kan zomaar leiden naar de wereld van de muziek met een hoogtepunt uit de twintigste eeuw. Het betreft de compositie Pierrot Lunaire, opus 21 uit 1912 van de Oostenrijkse componist Arnold Schöberg. In deze moderne liederencyclus slaakt midden in de nacht de arme Pierrot taal uit die zich bevindt op de rand van waanzin. Neigen de uit taal opgebouwde fantasiefiguren van Cadée, in een decor van maan en sterren, ook naar maanziekte? Die fantasiefiguren blijven intrigeren tot verdere bespiegelingen. Hun in een heel mooi ritme opgebouwde ‘huid’ bestaat uit ontmantelde krantentaal. Van de oorspronkelijke, leesbare tekst zijn enkel nog losse herkenbare woorden over zoals ‘z’nsokken’, ‘we’, ‘kan hebben’ en ‘adoptie’. Vervolgens heeft de taal een metamorfose ondergaan. De kunstenaar heeft de taal letterlijk en figuurlijk naar zijn hand gezet door er fantasiefiguren mee te componeren.
‘Beeldtaal’ is hier getransformeerd tot ‘taal-beeld’. Dit spelen met vorm en functie van de ons omringende wereld van woorden doet denken aan de collagetechniek van de ook in Drachten bekende Duitse kunstenaar Kurt Schwitters. Op abstract niveau kan het werk
van Cadée zelfs verleiden tot bespiegelingen over de vraag in hoeverre de inhoud van ons lijf en leven bepaald wordt door het bewustzijn. Wordt ons lijf en leven bestuurd door taal? En hebben de fantasiefiguren van Cadée de gestalte van half dier half vogel omdat ze deels weten te ontvluchten aan het keurslijf van die taal? Zo kunnen deze drie werken vele vragen en associaties oproepen. Bijna te veel voor een pauze met een kop koffie tijdens een theatervoorstelling. Maar goed, dat de werken ook tijdens de openingstijden van expositieruimte De Galerij te bezichtigen zijn.
i Het werk van Frans Cadée is tot 1 april te zien